2 Corinthiërs 5

0
991
2 Corinthiërs 5
2 Corinthiërs 5
1 Want wij   weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een   gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in   dehemelen.
2 Want ook   in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is,   overkleed te worden.
3 Zo wij ook   bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.
4 Want ook   wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij   niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het   levenverslonden worde.
5 Die ons nu   tot ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes   gegeven heeft.
6 Wij hebben   dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen   van den Heere;
7 (Want wij   wandelen door geloof en niet door aanschouwen.)
8 Maar wij   hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen,   en bij den Heere in te wonen.
9 Daarom   zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem   welbehagelijk te zijn.
10 Want wij   allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een   iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hijgedaan   heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
11 Wij dan,   wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof, en zijn Gode   openbaar geworden; doch ik hoop ook in uw gewetens geopenbaard tezijn.
12 Want wij   prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over   ons, opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezichtroemen   en niet in het hart.
13 Want   hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van   zinnen zijn, wij zijn het ulieden.
14 Want de   liefde van Christus dringt ons;
15 Als die   dit oordelen, dat, indien Een voor allen gestorven is, zij dan allen   gestorven zijn. En Hij is voor allen gestorven, opdat degenen, die leven,   niet meer zichzelvenzouden leven, maar Dien, Die voor hen gestorven en   opgewekt is.
16 Zo dan,   wij kennen van nu aan niemand naar het vlees; en indien wij ook Christus naar   het vlees gekend hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar hetvlees.
17 Zo dan,   indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is   voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.
18 En al deze   dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus   Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.
19 Want God   was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet   toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.
20 Zo zijn   wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van   Christus wege: laat u met God verzoenen.
21 Want Dien,   Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij   zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.