Het boek 2 Koningen vervolgt de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda. Het beschrijft de voortdurende afvalligheid van veel koningen en het falen van het volk om Gods geboden te volgen. Belangrijke profeten zoals Elisa spelen een grote rol, terwijl ze wonderen verrichten en het volk oproepen tot bekering. Ondanks enkele vrome koningen zoals Hizkia en Josia, leidt de zonde van het volk uiteindelijk tot de ondergang van beide koninkrijken. Israël wordt veroverd door Assyrië en Juda valt aan Babylon, wat leidt tot de ballingschap van het volk. Het boek toont Gods gerechtigheid, maar ook Zijn genade.