De Bijbel spreekt op verschillende plaatsen over praktijken die gerelateerd zijn aan paranormale activiteiten, waaronder het raadplegen van geesten, mediums en waarzeggers. Enkele relevante passages zijn:
- Leviticus 19:31 – “Wendt u niet tot de dodenbezweerders en zoekt geen waarzeggers op, om u met hen te verontreinigen: Ik ben de HEERE, uw God.” Deze passage waarschuwt expliciet tegen het raadplegen van mediums en waarzeggers.
- Deuteronomium 18:10-12 – Hier wordt een lijst gegeven van praktijken die als verwerpelijk worden beschouwd, waaronder waarzeggerij, het raadplegen van geesten en het beoefenen van toverij. Deze verzen benadrukken dat dergelijke praktijken niet in overeenstemming zijn met wat God verlangt van Zijn volk.
- 1 Samuël 28 – In dit hoofdstuk raadpleegt Koning Saul een medium om met de overleden profeet Samuël te spreken. Dit incident wordt vaak aangehaald als een voorbeeld van waarom het raadplegen van geesten en mediums verkeerd is volgens Bijbelse principes.
- Handelingen 16:16-18 – In deze passage wordt verteld over een meisje met een waarzeggende geest die Paulus en zijn metgezellen volgt. Paulus bestraft de geest, wat aangeeft dat de vroege kerk negatief stond tegenover waarzeggerij en soortgelijke praktijken.
Deze verzen reflecteren een algemene afkeuring in de Bijbel van het zoeken naar paranormale of bovennatuurlijke begeleiding buiten God om. Het wordt vaak gezien als een vorm van afgoderij of ontrouw aan God. Het is belangrijk te onthouden dat Bijbelse teksten vaak worden geïnterpreteerd binnen de context van specifieke religieuze tradities en overtuigingen, en verschillende groepen kunnen deze teksten op verschillende manieren interpreteren.