In de Bijbel verwijst het woord “Samaritaan” naar een inwoner van Samaria, een regio in het Midden-Oosten die gelegen is tussen Judea in het zuiden en Galilea in het noorden. De Samaritanen waren een etnische en religieuze groep die afstamde van de Israëlieten, maar ze hadden een eigen religie en tradities die verschilden van die van de Joden in Judea en Galilea.
Het meest bekende Bijbelverhaal waarin een Samaritaan voorkomt, is het verhaal van de “Barmhartige Samaritaan” uit het Nieuwe Testament, te vinden in Lucas 10:25-37. In dit verhaal stelt een wetgeleerde Jezus een vraag over wie zijn naaste is, en Jezus vertelt het verhaal van een man die wordt overvallen, beroofd en gewond aan de kant van de weg achtergelaten. Zowel een priester als een Leviet lopen voorbij zonder de gewonde man te helpen, maar een Samaritaan stopt, verzorgt de wonden van de man en brengt hem naar een herberg om voor hem te zorgen. Dit verhaal benadrukt het belang van naastenliefde en barmhartigheid, ongeacht iemands etnische achtergrond of religie.
Over het algemeen werden Samaritanen in de Bijbel vaak gezien als buitenstaanders door de Joodse gemeenschap, en er was vaak vijandigheid tussen de twee groepen. Het verhaal van de Barmhartige Samaritaan benadrukt echter dat naastenliefde en mededogen belangrijk zijn, ongeacht iemands afkomst.