In de Bijbel wordt toverij vaak beschreven als een praktijk die tegen de wil van God ingaat en wordt geassocieerd met afgoderij en het oproepen van kwade krachten. De Bijbelse visie op toverij kan als volgt worden samengevat:
- Associatie met Valse Goden en Afgoderij: Toverij wordt vaak in verband gebracht met het aanbidden van valse goden of het deelnemen aan heidense rituelen. Dit wordt gezien als een directe overtreding van het eerste gebod, waarin staat dat men geen andere goden voor Gods aangezicht zal hebben (Exodus 20:3).
- Oproepen van Kwade Krachten: Toverij wordt soms gezien als het oproepen of manipuleren van bovennatuurlijke krachten die tegen de wil van God ingaan. Dit kan betrekking hebben op het oproepen van demonen of het uitvoeren van rituelen die bedoeld zijn om iemand te schaden of te manipuleren.
- Verwerping door God: In verschillende Bijbelverzen wordt duidelijk gesteld dat God toverij verwerpt. Bijvoorbeeld in Deuteronomium 18:10-12 worden tovenaars en beoefenaars van waarzeggerij genoemd als personen die iets doen wat “een gruwel” is voor God.
- Voorbeelden van Toverij: In de Bijbel zijn er verschillende verhalen waar toverij een rol speelt. Bijvoorbeeld de Egyptische magiërs die Mozes en Aäron uitdaagden (Exodus 7-8) en de heks van Endor die door koning Saul werd geraadpleegd (1 Samuël 28).
- Nieuwe Testament: In het Nieuwe Testament wordt toverij ook veroordeeld. In Galaten 5:19-21 bijvoorbeeld, wordt het beoefenen van toverij genoemd als een van de “werken van het vlees”, die niet overeenkomen met het leven in de Geest.
Deze verzen en verhalen weerspiegelen de algemene afkeuring van toverij in de Bijbel, gezien als een praktijk die in strijd is met de leer en geboden van God. Net als met andere Bijbelse onderwerpen, variëren de interpretaties van wat precies onder ‘tovenarij’ valt en de context waarin het wordt besproken, afhankelijk van verschillende theologische en culturele perspectieven.