Romeinen 16

0
910
Romeinen 16
Romeinen 16
1 En ik   beveel u Febe, onze zuster, die een dienares is der Gemeente, die te   Kenchreen is;
2 Opdat gij   haar ontvangt in den Heere, gelijk het den heiligen betaamt, en haar   bijstaat, in wat zaak zij u zou mogen van doen hebben; want zij is   eenvoorstandster geweest van velen, ook van mijzelven.
3 Groet   Priscilla en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus;
4 Die voor   mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, maar ook   al de Gemeenten der heidenen.
5 Groet ook   de Gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn beminde, die de eersteling is   van Achaje in Christus.
6 Groet   Maria, die veel voor ons gearbeid heeft.
7 Groet   Andronikus en Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn   onder de apostelen, die ook voor mij in Christus geweest zijn.
8 Groet   Amplias, mijn beminde in den Heere.
9 Groet   Urbanus, onzen medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde.
10 Groet   Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het huisgezin van   Aristobulus zijn.
11 Groet   Herodion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van het huisgezin van   Narcissus zijn, degenen namelijk, die in den Heere zijn.
12 Groet   Tryfena en Tryfosa, vrouwen die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de   beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere.
13 Groet   Rufus, den uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne.
14 Groet   Asynkritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders, die met hen   zijn.
15 Groet   Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, die   met henlieden zijn.
16 Groet   elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.
17 En ik bid   u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten   tegen de leer, die gij van ons geleerd hebt; en wijkt af van dezelve.
18 Want   dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, maar hun buik; en verleiden   door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen.
19 Want uw   gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen. Ik verblijde mij dan   uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het   kwade.
20 En de God   des vredes zal den satan haast onder uw voeten verpletteren. De genade van   onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen.
21 U groeten,   Timotheus, mijn medearbeider, en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn   bloedverwanten.
22 Ik,   Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere.
23 U groet   Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Erastus, de   rentmeester der stad, en de broeder Quartus.
24 De genade   van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.
25 Hem nu,   Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus   Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden dereeuwen   verzwegen is geweest;
26 Maar nu   geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen   Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend isgemaakt;