Om het levensverhaal van Jezus te reconstrueren gebruiken christenen de teksten die gaandeweg deel zijn gaan uitmaken van het Nieuwe Testament uit de Bijbel, en dan vooral de vier evangeliën: Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Elk evangelie heeft een eigen karakter. Het Johannes-evangelie wijkt het sterkst af. Aangezien Jezus werd geboren toen Herodes de Grote nog leefde, moet hij uiterlijk 4 v.Chr. zijn geboren. Omdat Herodes alle kinderen van twee jaar en jonger liet vermoorden, wordt het geboortejaar van Jezus traditioneel geplaatst tussen 6 v.Chr. en 4 v.Ch.
Volgens het Evangelie van Lucas woonden Jozef en Maria in Nazareth in de streek Galilea gelegen in het noorden van Israël, maar werd Jezus in Bethlehem (de stad van David) geboren, omdat omstreeks die tijd een Romeinse volkstelling werd gehouden. Iedere inwoner van het gebied waar Herodes de Grote (37 – 4 v. C.), de Romeinse vazalkoning, regeerde moest zich laten inschrijven in de oorspronkelijke geboortestad van de voorvaderen. Jozef, de verloofde van Maria, was een Judeeër die van koning David afstamde. Hij kwam oorspronkelijk uit Bethlehem. Daarom moest hij met Maria, die hoogzwanger was, naar Bethlehem reizen om zich te laten registreren. Ze probeerden daar onderdak te vinden. De herberg was overvol. Uiteindelijk werd Jezus geboren in een ruimte waar een voederbak (kribbe is een oud woord hiervoor) stond, wat volgens traditionele interpretaties betekent dat deze ruimte een veestal moet zijn geweest.