2 Corinthiërs 7

0
1006
2 Corinthiërs 7
2 Corinthiërs 7
1 Dewijl wij   dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle   besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de   vrezeGods.
2 Geeft ons   plaats; wij hebben niemand verongelijkt, wij hebben niemand verdorven, wij   hebben bij niemand ons voordeel gezocht.
3 Ik zeg dit   niet tot uw veroordeling; want ik heb te voren gezegd, dat gij in onze harten   zijt, om samen te sterven en samen te leven.
4 Ik heb   vele vrijmoedigheid in het spreken tegen u, ik heb veel roems over u; ik ben   vervuld met vertroosting; ik ben zeer overvloedig van blijdschap in al   onzeverdrukking.
5 Want ook,   als wij in Macedonie gekomen zijn, zo heeft ons vlees geen rust gehad; maar   wij waren in alles verdrukt; van buiten was strijd, van binnen vrees.
6 Doch God,   Die de nederigen vertroost, heeft ons getroost door de komst van Titus.
7 En niet   alleen door zijn komst, maar ook door de vertroosting, met welke hij over u   vertroost is geweest, als hij ons verhaalde uw verlangen, uw kermen, uw   ijvervoor mij; alzo dat ik te meer verblijd ben geweest.
8 Want   hoewel ik u in den zendbrief bedroefd heb, het berouwt mij niet, hoewel het   mij berouwd heeft; want ik zie, dat dezelve zendbrief, hoewel voor een   kleinen tijd,u bedroefd heeft.
9 Nu   verblijde ik mij, niet omdat gij bedroefd zijt geweest, maar omdat gij   bedroefd zijt geweest tot bekering; want gij zijt bedroefd geweest naar God,   zodat gij in geending schade van ons geleden hebt.
10 Want de   droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de   droefheid der wereld werkt den dood.
11 Want ziet,   ditzelfde dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid   heeft het in u gewrocht? Ja, verantwoording, ja, onlust, ja, vrees, ja,   verlangen, ja,ijver, ja, wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te   zijn in deze zaak.
12 Hoewel ik   dan aan u geschreven heb, dat is niet om diens wil, die onrecht gedaan had,   noch om diens wil, die onrecht gedaan was; maar opdat onze vlijtigheid vooru   bij u openbaar zou worden, in de tegenwoordigheid Gods.
13 Daarom   zijn wij vertroost geworden over uw vertroosting; en zijn nog overvloediger   verblijd geworden over de blijdschap van Titus, omdat zijn geest van u   allenverkwikt is geworden.
14 Want   indien ik iets bij hem over u geroemd heb, zo ben ik niet beschaamd geworden;   maar gelijk wij alles met waarheid tot u gesproken hebben, alzo is ook   onzeroem, dien ik bij Titus geroemd heb, waarheid geworden.
15 En zijn   innerlijke bewegingen zijn te overvloediger jegens u, als hij uw aller   gehoorzaamheid overdenkt, hoe gij hem met vreze en beven hebt ontvangen.
16 Ik   verblijde mij dan, dat ik in alles van u vertrouwen mag hebben.