1 Corinthiërs 5

0
773
1 Corinthiërs 5
1 Corinthiërs 5
1 Men hoort   ganselijk, dat er hoererij onder u is, en zodanige hoererij, die ook onder de   heidenen niet genoemd wordt, alzo dat er een zijns vaders huisvrouw heeft.
2 En zijt   gij nog opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het   midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft?
3 Doch ik,   als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb   alrede, als of ik tegenwoordig ware, dengene, die dat alzo bedreven   heeft,besloten,
4 In den   Naam van onzen Heere Jezus Christus, als gijlieden en mijn geest samen vergaderd   zullen zijn, met de kracht van onzen Heere Jezus Christus,
5 Denzulken   over te geven aan den satan, tot verderf des vleses, opdat de geest behouden   moge worden in den dag van den Heere Jezus.
6 Uw roem is   niet goed. Weet gij niet, dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur   maakt?
7 Zuivert   dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij   ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.
8 Zo dan   laat ons feest houden, niet in den ouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der   kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheiden der   waarheid.
9 Ik heb u   geschreven in den brief, dat gij u niet zoudt vermengen met de hoereerders;
10 Doch niet   geheellijk met de hoereerders dezer wereld, of met de gierigaards, of met de   rovers, of met de afgodendienaars; want anders zoudt gij moeten uit dewereld   gaan.
11 Maar nu   heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand,   een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of   eenafgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij   met zodanig een ook niet zult eten.
12 Want wat   heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen   zijn?
13 Maar die   buiten zijn oordeelt God. En doet gij deze boze uit ulieden weg.